Header_bju_library Bju
Gebruikersnaam Wachtwoord
Wachtwoord vergeten | Code activeren
  • publicaties

Bestuursaansprakelijkheid bij de ondernemende stichting

Frederik Udo 9789462900486 | 1e druk, 2015
Bju
Search_button
Beschrijving

Inhoudsopgave

1Introductie
2De wet op stichtingen
3Overige wetsbepalingen uit boek 2 Titel 6 BW
4Stichting en onderneming
5Faillissementsrecht en enkele aspecten van haar ontwikkeling 1976–2012
6Wijzigingen in het burgerlijk wetboek relevant voor faillissementsrecht
7Aanpassing van de faillissementswetgeving
8Bestuur en toezicht der stichting
9 Woningcorporaties
10De stichting en de wet bestuur en toezicht
11Aansprakelijkheid van bestuurder van stichting buiten faillissement
12Externe aansprakelijkheid op grond van Wet ketenaansprakelijkheid (art. 32, 33, 34 en 35 Invorderingswet 1990) Inlenersaansprakelijkheid
13Aansprakelijkheid aannemer voor loonheffing en omzetbelasting door onderaannemers verschuldigd
14Externe aansprakelijkheid bestuurder op grond Wet Bestuursaansprakelijkheid (WBA: art. 36, 36a, 36b Invorderingswet 1990)
15Aansprakelijkheid van de medebeleidsbepaler op grond van art. 16d CSV en 36 Inv.
16Aansprakelijkheid bestuurders en leden van raad van toezicht ingeval van faillissement
17Bestuursaansprakelijkheid ex art. 2:138 BW
18Raad van toezicht
19Conclusies
Bijlagen
Bijlagen
Literatuur
Afkortingen

Beschrijving

Pas in 1957 is de stichting als rechtspersoon in de wet verankerd. De regeling van en over het bestuur is summier en niet duidelijk. Een toezichthoudend orgaan is in het geheel niet van een wettelijke basis voorzien. Voorstellen worden gedaan tot wijziging van bestaande en invoering van nieuwe artikelen over bestuur en toezicht bij stichtingen.Het aantal stichtingen in Nederland neemt sterk toe. Zo steeg het aantal van 2011 tot 2014 van 160.000 tot 202.000.

Het begrip onderneming wordt in diverse wetten anders uitgelegd. Voor de stichting is het ondernemersbegrip in de Wet OB en de Wet op Vpb relevant. Met name speelt dat een rol bij de aansprakelijkheid van bestuurders voor – kort gezegd – de niet betaalde belastingen en de aansprakelijkheid voor het tekort bij faillissement.Onderzoek is gedaan naar de vraag of die bestuursaansprakelijkheid en de aansprakelijkheid van de toezichthouders, zoals die al bekend was bij kapitaalvennootschappen, ook bij stichtingen tot wasdom is gekomen en of de beperkte wettelijke regeling van de stichting daar al dan niet een belemmering voor vormt.

De rechtspraak van de laatste vijfentwintig jaren inzake interne en externe bestuursaansprakelijkheid ex artikel 2:9 en 6:162 BW is in ogenschouw genomen waarbij telkens is nagegaan of dat aldus ook toepasselijk is bij de al dan niet ondernemende stichting. In het bijzonder is aandacht besteed aan de feitelijke beleidsbepaler (art. 2:138/248 lid 7 BW), waar mede tegen de achtergrond van de rechtspraak over dat zelfde begrip in de Invorderingswet wordt geconcludeerd dat het terzijde schuiven van de formele bestuurder ten onrechte als eis wordt gesteld. Voorts wordt extra ingegaan op de administratieplicht (art. 2:10 BW) en de publicatieplicht (art. 2:394 BW) in het kader van de bestuursaansprakelijkheid in faillissement.

Doelgroep

Bestuurders in stichtingen, juristen, wetenschappers.

Auteursinformatie

mr. dr. F.W. Udo is na zijn rechtenstudie in Leiden zes jaar lang werkzaam geweest in de bancaire wereld, waarna hij in 1976 de overstap maakte naar de advocatuur. De laatste twintig jaren heeft hij zich voornamelijk bezig gehouden met het insolventierecht en trad hij veelvuldig op als curator. Hij promoveerde op bestuursaansprakelijkheid bij de ondernemende stichting op 19 november 2014 aan de Universiteit �Maastricht.

Bestellen

Als u meer over dit boek wilt weten, of het boek wilt bestellen, ga dan naar onze website.

 
 

Over

  • Over BJu Library

Helpdesk

  • FAQ
  • Auteursrecht

Contactinformatie

  • Contact
© 2023 | Boom juridisch